22 mei
Case
Linji zei: “Als je de Boeddha ontmoet, moet je hem doden.”
Kort
Maar dood hem niet voor je hem ontmoet hebt.
Iets langer
Dit is ongetwijfeld een van de allerbekendste zenuitspraken. Zo bekend zelfs, dat als ik ergens ga praten over zen, er altijd wel iemand is die bij het vragenrondje me met die zin confronteert. “Waarom wil jij zo graag over het boeddhisme vertellen. Zeggen zenboeddhisten zelf niet dat je de Boeddha moet doden?” Meestal antwoord ik daar kort op: "Ja, maar het is wel degelijk de Boeddha die we doden. Dus moten we die eerst vinden." Soms is dat meteen het einde van het vragenrondje. Op andere momenten leidt dat tot een interessant gesprek.
Linji's zin mikt overduidelijk op een schokeffect. De vraag is echter: in welke richting word je geschokt? Linji's uitspraak gaat inderdaad over hoe je als boeddhist niet al te geobsedeerd moet zijn door de Boeddha. Dat je uiteindelijk elk vast ideaalbeeld moet lossen. Maar ook de immer krasse Linji deed retraites, leidde een boeddhistisch klooster, en boog dagelijks voor boeddhabeelden. Linji's uitspraak werkt maar pas als je boeddhistische raad en inzichten zodanig verteerd hebt, er zo intiem mee bent, dat ze spontaan uit je gedrag voortkomen. Dat is de Boeddha doden: hem opeten, verteren en daar verder op werken. Maar de uitspraak 'je mot de Boeddha doden' kan ook werken als een excuus om idioot gedrag goed te praten. Om alles aan je laars te lappe, en alleen nog je zin te doen. En dat als verlicht te verkopen. Dan is hij inderdaad helemaal dood.
Voor de hele reeks, klik hier.
Deze notities zijn ook dagelijks te volgen op Bluesky en Mastodon.
Als je deze teksten ook in de praktijk wil brengen, kun je deelnemen aan de online ZIT-sessies.