31 mei
Case
Op een dag ging Changsha wandelen.
Bij zijn terugkomst vroeg zijn hoofdmonnik: “Meester, waar hebt u gewandeld?”
Changsha antwoordde: “Ik ben net wat in de bergen gaan wandelen.”
De hoofdmonnik zei: “Waar bent u geweest?”
Changsha zei: “Eerst volgde ik de geurende grassen, en daarna zat ik de vallende bloesem achterna.”
De hoofdmonnik zei: “U bent wel vol van de lente.”
Changsha zei: “Beter dat dan wanneer herfstdauw de lotusbladeren bedekt.”
(Biyanlu)
Kort
Er is meer keuze dan tussen burn-out en fade-away.
Iets langer
Changsha* neemt eventjes vrijaf van zijn drukke bezigheden als tempelhoofd. Hij gaat wandelen. Zijn hoofdmonnik is er niet mee opgezet. Opgaan in zintuiglijke dingen als bloemen en bergen, hoort dat wel voor een boeddhistisch leraar?
Changsha's reactie op de hoofdmonnik vraagt wat uitleg. De 'herfstdauw die de lotusbladeren bedekt' verwijst naar een diepe meditatieve concentratie waarin alle zintuiglijkheid inderdaad kan verdwijnen. Voor de hoofdmonnik is dat blijkbaar het ideaal. Maar Changsha toont dat er ook ander soort van meditatie bestaat, waarin je wel degelijk oog hebt voor alles om je heen, zonder daarom helemaal uit de bocht te vliegen. In plaats van de late herfst kiest hij voor de prille lente. De hoofdmonnik trekt zich het liefst zo zuiver mogelijk terug, om het risico te ontlopen uit de bocht te vliegen. Changsha staat voor een speelsere weg.
* Changsha Jingcen (?-868).
Voor de hele reeks, klik hier.
Deze notities zijn ook dagelijks te volgen op Bluesky.
Als je deze teksten ook in de praktijk wil brengen, kun je deelnemen aan de online ZIT-sessies.