10 november
Case
Yuanwu zei: “Een warme wind komt uit het Zuiden, maar in het paleis is er een koud tochtje.”
Toen Dahui dit hoorde, leken zijn toekomst en verleden afgesneden. Hij voelde zich alsof in een stille, barre ruimte zat.
Kort
Cool!
Iets langer
Dit is het begin van een verhaal dat morgen verder gaat. Maar deze drie zinnen staan al bol van beelden voor zen-ervaringen. Oude zenliteratuur moet je altijd lezen als een ervaring die van binnenuit wordt verteld. Niet als een afstandelijk of objectief verslag. Yuanwu's* warme wind en koud briesje gaan over een ervaring die iets heeft van die twee soorten wind. En aangezien het in zenliteratuur altijd gaat over verlichting of het gebrek eraan, moeten we de betekenis van dat beeld ook in die richting zoeken.
Misschien is de warme Zuidenwind lekker warm en is het paleis om de één of andere reden akelig koud en tochtig. Dan gaat dit over de niet-verlichte toestand: alles in de wereld is er om verlicht te zijn, maar omdat we ons ervan afsluiten ons ikjes-paleis, lopen we te klappertanden.
Of misschien is de Zuidenwind onmogelijk heet en is het paleis gelukkig lekker fris. In dat geval is de wereld vol leed, maar zijn we erin geslaagd om temidden van dat leed toch koel te blijven.
Hoe hij het ook interpreteerde, Dahui** werd er flink door geraakt. Hij beoefende de zen al lang en intens, maar was 'er' nog niet geraakt. Opnieuw krijgen we een poëtisch beeld van hoe hij zich voelt. Dahui weet eventjes niet waar hij het heeft. Hij is alle oriëntatie en zin kwijt. Hij is compleet van zijn sokken geblazen. Hij ervaart de gelegenheid om zijn leven helemaal anders aan te pakken – maar zal hij dat ook doen?
* Yuanwu Keqin (1063-1135),
** Dahui Zonggao (1089-1163).
Voor de hele reeks, klik hier.
Deze notities zijn ook dagelijks te volgen op Bluesky.