Interview door Marnix Verplancke over 'Leven in het nu'

In zijn nieuwste boek houdt Tom Hannes een pleidooi voor een flinterdun leven. Een leven in het hier en nu ook, want zo kunnen we misschien niet alleen onszelf, maar ook onze planeet redden.

Marnix Verplancke (voor De Morgen)

“Twintig jaar lang heb ik niet veel anders gedaan dan op een kussen zitten,” glimlacht Tom Hannes. “Ik was een klassiek zenboeddhist en mediteerde veel. Ik weet dus wat het betekent om 'te zijn' en alle tussenschotten tussen mezelf en de wereld te voelen wegvallen. Dat zijn erg fijne ervaringen, maar dat neemt niet weg dat er vluchtelingen verdrinken in de Middellandse Zee en het Vlaams Belang daar in tweets de draak mee steekt. Hoe ga je daarmee om? Als je je echt één voelt met alles, voel je je ook één met je verwarring over dat soort dingen, met de pijn van niet te weten wat je moet doen. Ik noem me nog altijd volop een boeddhist, al is mijn relatie met het traditionele zenboeddhisme wat losser geworden.”

Zeven jaar geleden verliet Tom Hannes, de auteur van boeken met intrigerende titels als De Boeddha van de badkamer en Zen of het konijn in ons brein, de boeddhistische gemeenschap waar hij twintig jaar deel van uitmaakte. Hij voelde dat hij steeds minder in staat was de rituele context en de oosterse metafysica erachter te verzoenen met de reële problemen in onze wereld. Hij merkte dat hij meer afwist van de Indiase IJzertijd dan van zijn eigen tijd, maar wat hem nog meer tegen de borst stuitte was dat zijn geliefde zenboeddhisme, net als de grote wereldreligies, de economie, de politiek en populaire psychologieën ziek waren in hetzelfde bedje. Het waren allemaal vormen van 'dieptedenken', zoals hij het noemt, metafysische systemen die een onderscheid invoeren in een oppervlakkige, relatieve waarheid en een diepe, absolute waarheid: god, kwanta, groei, een onzichtbare hand, of een waar, authentiek ik.

Afbeelding boek Leven in het nu.

In het vuistdikke Leven in het nu gaat Hannes op zoek naar de oorsprong en de geschiedenis van dit dieptedenken, en hij plaatst er een alternatief tegenover, het flinterdunne leven dat van het hier en nu uitgaat zonder daarom in te boeten aan ethiek of zingeving. “Het woord diep roept meteen positieve connotaties,” legt Hannes uit. “Een diepzinnig mens gaat het leven pas echt aan, zeggen we. Ik denk echter dat die metafoor van de diepte ons meer kwaad dan goed doet omdat hij ons dreigt te vervreemden van het leven dat we werkelijk leiden. Waarom zouden we niet genoeg kunnen hebben aan wat ons omringt? Aan de oppervlakte dus?”

Omdat we dan een oppervlakkig leven leiden?

“Dat zou je denken, maar dat is dus helemaal niet het geval. Flinterdunheid wil voor mij zeggen dat ik mijn leven probeer te leiden met een minimalistisch metafysica met maar drie basisbeginselen. Ik leen ze uit het boeddhisme: de realiteit is vergankelijk, alle fenomenen zijn afhankelijk van elkaar en alles is onvolmaakt en onbevredigend. Wat gebeurt er met me wanneer ik de wereld tegemoet treed met alleen dit metafysische EHBO-kistje, vroeg ik me af. Wat me meteen opviel is dat ik meer appreciatie kreeg voor wat zich hier en nu voordoet en dat mijn engagement veel groter werd. Dat laatste had ik niet verwacht. Ik dacht dat ik de dingen zou nemen zoals ze zijn en daar dan van zou proberen genieten, zoals van de glans van een glas bij de vaat bijvoorbeeld. Dat was ook wel zo, maar er gebeurde zoveel meer. En ik ontwikkelde ook een allergie voor het wegmoffelen van leed om spirituele wellness te bewaren. Oppervlakkig in die zin van het woord is mijn leven daardoor dus zeker niet geworden.”

Het dieptedenken zit heel erg ‘diep’ in onze cultuur, schrijf je. Hoe komt dat?

“Omdat we al duizenden jaren lang denken dat we het nodig hebben om existentieel te kunnen overleven. De oudste culturen vormden een eenheid met de natuurlijke omgeving waarin ze voorkwamen. Goden en stamregels waren een deel van de biotoop. Die animistische link ging verloren toen na de landbouwrevolutie onze leefgemeenschappen te groot en hiërarchisch werden. Met miljoenen mensen kun je niet op dezelfde manier samenleven als met een honderdtal. De wereld werd ook groter en er ontstond een universeler perspectief. Zo groeide een filosofisch-religieuze hoop op een overstijgende eenheid die waar, goed en schoon is, in tegenstelling tot de tragische wereld van onze dagelijkse ervaringen. De richting van onze zingeving verschoof daarmee radicaal, niet de relatie van onze gemeenschap met de wereld werd de inzet, maar mijn hoogstpersoonlijke contact met de universele dieptewaarheid. Dat zou leiden tot bevrijding. Jezus, Socrates en de Boeddha zitten allemaal in die hoek. Ons vooruitgangsgeloof en zelfs de spanning tussen progressieven en conservatieven zijn daarvan erfgenamen. Al deze ideeën hebben onze cultuur verrijkt en onze blik verruimd, maar ze creëerden ook een kloof tussen de diepe waarheid en de relatieve, alledaagse. En dat eiste een tol.”

Geef eens een concreet voorbeeld.

“Om meteen het meest dringende te geven: ons onvermogen om gepast te reageren op de ecologische crisis. Sinds duizenden jaren zoeken we waarde en zin in het contact tussen onze individuele innerlijke kern en een diepere of hogere waarheid. In het christendom is dat God. De natuur speelt in die bevrijding geen noemenswaardige rol. Het is een zielloos decor voor het menselijke heilsverhaal. In de loop van de moderne tijden krijgt God als dieptewaarheid een hele reeks opvolgers: schoonheid, de geschiedenis, vooruitgang, economische groei, authenticiteit, je passie vinden. Ik heb een gesprekspraktijk en je zou ervan versteld staan voor hoeveel mensen vandaag 'je passie niet vinden' een existentieel leed is. Het perspectief van de flinterdunheid pleit niet voor een terugkeer naar vroeger, want we kunnen niet meer in een kleine stam gaan leven. Maar het is wel een poging om geluk en zin te vinden in onze ervaringen van vergankelijkheid, afhankelijkheid en onvolmaaktheid, in plaats van ergens daarbuiten.”

Waarom willen we vandaag allemaal gelukkig zijn?

“Je kunt daar makkelijk neerbuigend over doen, maar ik vind geluk best een goed uitgangspunt. Op voorwaarde dat we de term ruim genoeg bekijken, in drie aspecten: geluk als fijne ervaringen, geluk als actieve betrokkenheid en geluk als afstemming of grofweg zingeving, merken dat wat je doet opgenomen is in iets groters. Dat kan god zijn, maar ook een gemeenschap of een ethisch ideaal. Geluk wordt echter vaak gereduceerd tot een persoonlijk welbevinden, zowel in onze consumptie als in onze spiritualiteit. Maar daar word je niet zo gelukkig van. Wanneer ik mediteer is dat lang niet altijd aangenaam. Doorgaans zelfs niet. En toch word ik er gelukkig van, omdat ik op lange termijn merk dat het me goed doet, mijn engagement voedt en me linkt aan het boeddhisme, waarin ik mijn zingeving kader. Het is niet omdat je vaststelt dat de wereld onvolmaakt of vergankelijk is dat je daardoor ongelukkig zou moeten worden. Wij zijn ontstaan in die onvolmaakte en vergankelijke wereld. Het is onze thuis. We hebben geen diepte nodig om een zinnig, goed, gelukkig en vervullend leven te leiden”

Iemand zou de Boeddha eens gevraagd hebben “Ik wil gelukkig zijn.” De Boeddha zou dan geantwoord hebben:“Neem ‘ik’ weg en neem ‘wil’ weg en kijk wat er overblijft.”

“Dat is een beroemde fake quote. En meteen ook een prima samenvatting van een junkfood-versie van het boeddhisme. Het is ten eerste onzin. Er zitten er genoeg in de psychiatrie die geen ik of wil hebben. Ten tweede is dit het tegendeel van datgene waar de Boeddha voor pleitte. Hij benadrukte net dat je zelf voor je bevrijding moet werken. Dus is er een ik nodig. En willen heeft hij helemaal niet ontkend, want hij hamerde op het belang van een enthousiast verlangen om te ontwaken. Het idee dat we in meditatie een paar simpele dingen doen, daardoor een geluksopwelling voelen en daaruit concluderen dat we de essentie van het bestaan hebben bereikt en dus bevrijd zijn, is heel verspreid in de spirituele wellnesswereld. Dat 'rusten in Zijn' is een romantische, westerse invulling van het boeddhisme. Er klopt wel iets van. Als je heel lang stil zit en je let op je ademhaling, dan maken de hersenen geen onderscheid meer tussen wat binnen en buiten gebeurt. Natuurlijk ervaar je dan een kolossale eenheid met alles, maar nadien herstelt alles zich en heb je gewoon een kick gehad. Stellen dat dit de essentie van het bestaan zou zijn, is je in de luren laten leggen door een dieptegedachte en geen ervaring. Het boeddhisme dat mij interesseert zegt net het tegendeel. Het propageert niet de vlucht in een diepe extase, maar het besef dat wat je nu voelt ook weer voorbij gaat.”

foto tom

Welke diepe ideeën zijn vandaag overheersend?

“In de spirituele en religieuze wereld komt het dieptedenken natuurlijk vaak voor. Het goddelijke en het hiernamaals worden dan als belangrijker gezien dan ons gewone leven. Maar dieptedenken huist ook in verrassender plekken, zoals in de economie. Ons kapitalistische systeem is heel gevoelig voor crises, maar telkens zweren marktfundamentalisten dat alles vanzelf ten goede keert door de fameuze onzichtbare hand. Zowat alle religies zeggen dat, ook latere boeddhistische scholen, ondanks alle miserie is alles eigenlijk, in de diepte toch fundamenteel goed. Een ander diepte-idee dat vandaag goed aanslaat is de heilsbelofte van ons authentieke ik. Dat is een erfenis van het romantische denken, dat op zijn beurt voorkwam uit een vroegmoderne poging om de religie uit de klauwen van de rationele wetenschappen te redden: de stem van de God huist niet in kille berekeningen maar in ons warme authentieke gevoel. Die heilsbelofte ruist nog altijd impliciet mee als we op zoek zijn naar ons ware zelf.”

Dieptedenken lijkt me wel een comfortabele positie. Je weet dat het uiteindelijk goed komt, terwijl je flinterdunne leven je niets dan onzekerheid oplevert. Dan is de keuze snel gemaakt, toch?

“Natuurlijk gaat het snel slecht met ons als we zonder verhaal of richting komen te staan. Om gelukkig te zijn moeten we ons kunnen verbinden met iets groters, iets waarin we ons thuis kunnen voelen. Maar daar heb je geen diepte-ideeën voor nodig. Ik vermoed dat ik van nature eerder links progressief ben, maar ik heb voor dit boek ook heel wat conservatieve boeken gelezen. Ik heb er veel meer respect door gekregen voor het menselijke verlangen zich te kunnen identificeren met een herkenbare gemeenschap. Hoe kunnen we een verhaal maken waarin iedereen zich kan vinden, dat lijkt me een heel nijpende conservatieve vraag. En een heel nobele. Maar de vergiftiging slaat toe als we daar het diepte-idee van een ware volksaard voor nodig denken te hebben. Wat ik het vigerende conservatisme van vandaag nog het meest kwalijk neem, is dat het geen inclusief, maar een exclusief verhaal brengt. Er wordt een ‘wij’-gevoel opgeroepen door met een 'zij' te dreigen. Zij komen ons aanvallen, maar ze zullen ons niet temmen. Dat nijdige underdogschap is handig, want zo hoef je niet eens uit te leggen wie 'wij' dan wel zijn. En als je dat toch vraagt, lijk je meteen een volksverrader. Het doet denken aan de befaamde 16de-eeuwse discussie tussen Luther en Erasmus. Erasmus merkte in een essay op dat de bijbel best een complex boek was waarin je niet zomaar een moreel richtsnoer vindt. Luther reageerde meteen met een scheldpamflet. Voor hem was het immers duidelijk, wie door de heilige geest geraakt is, ziet dat de bijbel eigenlijk wel glashelder is. Wie dat niet ziet, bewijst dat hij tot de verdoemden hoort. Dat soort sprongen is typisch voor dieptedenken. Flinterdun denken laat je daarentegen toe om niet te weten, te observeren en gestoord te worden in je eigen denkkader. Het is een denken van discussie en interactie. Kan de wereld een betere plaats worden dan hij is? Hoe doen we dat? Wat klopt dan niet met mijn veranderlijke, afhankelijke en nooit volmaakte ideeën? Wat is beter? ....”

Hoe zet je van het veilige dieptedenken de stap naar het flinterdunne denken?

“Afkicken. Dieptedenken is als een harddrug. Het staat even bol van de valse beloftes. Toen Nick Cave onlangs in de Roma was, vertelde hij dat hij twintig jaar verslaafd was geweest aan heroïne. ‘Laat niemand je vertellen dat het leven saai wordt wanneer je stopt met drugs,’ sprak hij de zaal bijna vermanend toe, ‘Juist het tegendeel is waar. Opeens glanst en glinstert het veel meer.’ De flinterdunheid van het bestaan omarmen heeft een gelijkaardig effect. Al bij al is het niet zo moeilijk. We leven immers de facto al in de flinterdunheid. Denken dat je daaraan ontsnapt is de denkfout die alles moeilijk maakt. De vroegmoderne Descartes worstelde met de vraag hoe hij zeker kon zijn dat zijn ervaringen ook maar iets met de externe realiteit te maken hadden. Hij kon het alleen oplossen door God erbij te halen. Een typisch dieptedenkprobleem: wat is de link tussen mijn individuele ik en de realiteit? Wat blijkbaar niet bij hem opkwam was dat hij een deel was van de 'buitenwereld'. Hij en zijn zintuigen waren erin ontstaan, dus moest er wel een link zijn. Anders zou hij al na een paar uur dood zijn. Die insteek zou een heel andere moderniteit opgeleverd kunnen hebben. Een die ons lidmaatschap aan de wereld koestert. Dat besef moet nog altijd tot onze onderbuik doordringen.”

Het komt er dus op aan over alles na te denken, maar niet over het alles, zoals je over Montaigne schrijft?

“Het mooie is dat Montaigne aan zijn Essays wel degelijk begon als dieptefilosoof. Hij ging stilzitten en de Waarheid vertellen. Maar hij ervoer wat Gerard Walschap Walschap later zou stellen: ‘De mens, ge kunt gij daar niet aan uit.’ (lacht) En dan komt de fenomenale twist van Montaigne. Hij besluit niet: hé, ik ben helemaal fout bezig. Hij beroept zich ook niet op een dieptewaarheid om zich in theorie uit de chaos te redden. Neen, hij raakt erin geïnteresseerd en onderzoekt ze. Zo merkt hij dat hij steeds lichtvoetiger en blijmoediger wordt. Hij wordt geen losbol, zoals je misschien van een flinterdun denker zou verwachten, maar juist een heel scherpzinnig en subtiel filosoof.”

Is flinterdun denken dan niet gewoon een kwestie van aanvaarden dat de wereld de wereld is?

“Als we die aanvaarding ernstig nemen. Aanvaarding is geen gelatenheid. Als we onze situatie echt aanvaarden, dan moeten we erkennen dat ons vermogen om in te grijpen een deel van de situatie is. De gelaten mens zal aanvaarden dat hij dorst heeft, er niets aan doen, en dat dan heel diep vinden. De flinterdunne denker haalt een glas water. Het is een stom voorbeeld, maar wel belangrijk omdat het toont dat aanvaarding en weerwerk samengaan. Het is zoals een vogel vliegt. Hij aanvaardt de zwaartekracht en hij gebruikt die intieme kennis net om ze te overstijgen. Wij mensen zijn existentiële vogels. Alle religies en filosofieën die de voorbije vijfduizend jaar zijn ontstaan zijn pogingen om te vliegen. De flinterdunheid ook.”

Keep calm icoon

 

Klinkt dat niet heel erg yoga-havermout-bakfietsmiddenklasse? Wat heeft een bootvluchteling aan jouw boek?

“Ik heb niet de pretentie om alle oplossingen voor alle problemen te leveren. Ik heb een boek geschreven over hoe oude culturele en maatschappelijke ideeën ons vandaag meer gijzelen dan we ons vaak bewust zijn, dat ze onze hedendaagse grote uitdagingen niet per se dienen, en dat een flinterdunne visie een ander, lichter engagement met de wereld kan doen ontstaan. Een bootvluchteling die dreigt te verdrinken in de Middellandse Zee moet je dit boek natuurlijk niet toewerpen, maar uit zee halen. Ingewikkelder moet je dat niet maken. Zo dun is het.”

Ook al lijkt Tom Hannes pas een jaar of zeven bezig met het flinterdunne denken, sinds hij zijn boeddhistische gemeenschap verliet, in realiteit worstelt hij echter al veel langer met ons dieptedenken. Toen hij een jaar of acht was keek hij samen met zijn oma op tv naar een oude bijbelachtige film. Een man met een kleefbaard en in een lang kleed begroef een grote tekstrol in het zand en liep daarna vlug weg. In de verbeelding van de kleine Tom was dat de schrijver van de bijbel die het hele boek verzonnen had en het nu verstopte opdat het later als een openbaring gevonden zou worden. “Ik was aan de grond genageld. Opeens drong tot me door dat alle waarheden die ik tot dan toe geloofd had wel eens onwaar konden zijn,” beschrijft Hannes zijn toenmalige geloofscrisis. “Het veranderde alles. Plots was ik als mens niets meer waard dan een steen of een kever. Waarom doe ik mijn best dan, was de volgende vraag. Waarom kam ik iedere ochtend mijn haar? Opeens voelde ik de absurditeit en zinloosheid van het bestaan zonder dat ik er woorden voor had. Ik was ook veel te jong was om ermee aan de slag te gaan. Dus gooide ik maar een tapijtje over de afgrond door opnieuw voor het geloof te kiezen. Het zal wel het beste zijn om dit te geloven, redeneerde ik. Als het klopt, sta ik alvast aan de juiste kant. En als er toch niets is, tja, dan kan het ook niet fout lopen.

Tot ook dat standpunt onhoudbaar bleek.” Waarom ben je dan boeddhist geworden?

“Ik was tiener in de jaren 1980. Je kon dan een yuppie worden, een neo-liberale goalgetter dus, of een half-depressieve, linksige new-waver. Met geen van beide had ik iets. Ik was wel vatbaar voor het new-agerige alternatief dat daar ergens tussen zweefde. Ik begon erover te lezen maar haakte snel af omdat die boeken veel te slordig omgingen met termen uit de moderne wetenschap en de oosterse filosofie. Ik vond het allemaal een soort leerling-tovenarijgedoe. Op mijn negentiende las ik toevallig het boekje Inleiding tot het zenboeddhisme en werd ik meteen overspoeld door de kracht en de levendigheid ervan. Wat me vooral aansprak is de bewering dat zenboeddhisten helemaal niet gekraakt worden door het besef van de zinloosheid van het bestaan, maar dat ze daar hard mee kunnen lachen. Die zenmonniken waren stoere gasten, vond ik, en verdiepte me er verder in. Eerst door er lang over te lezen. Ik schreef als letterenstudent bijvoorbeeld mijn thesis over de Amerikaanse componist John Cage, die zen en toevalsmechanismes in zijn werk combineert. Tot ik uiteindelijk ook echt aan zen begon te doen.”

Je eerste vrouw pleegde zelfmoord. Ga je daar anders mee om wanneer je flinterdun leeft?

“Ik had dat helemaal niet zijn aankomen en ik was er kapot van. Maar mijn flinterdunne levensfilosofie zorgde er wellicht wel voor dat ik me geen vragen stelde als 'waarom ik' of 'dit zou toch niet mogen kunnen?' Dat gaf me de ruimte om de rauwe realiteit van de vergankelijkheid het hoofd te bieden zoals ze was. Dat is wat rouwen is. Een ander aspect is de afhankelijkheid. Wanneer je iemand verliest, verlies je ook een deel van je zelfgevoel. Niet alleen mijn vrouw was weg, maar ook de Tom-van-mijn-vrouw kwijnde stilaan weg. Dat was best akelig, omdat we zo lang en zo close met elkaar geleefd hadden. Het besef dat onze wereld ging verdwijnen omdat dit een onvermijdelijk aspect is van het bestaan maakte het lichter om dat vreselijke wegkwijnen toe te laten. Dat maakt niet dat ik minder hard getekend ben door die zelfmoord dan iemand anders dat zou zijn. Ik hou het besef dat verlies deel uitmaakt van het leven voortdurend voor ogen. Ook nu nog. Ik bedenk bijvoorbeeld vaak dat mijn kinderen voor mij zouden kunnen sterven. Dat is een huiveringwekkende gedachte, maar het is goed om ze te denken. Al was het maar om des te meer van hen te houden nu ze er zijn. En zo goed mogelijk voor hen te zorgen. Flinterdunheid voedt de concrete liefde.”

Voed je je kinderen dan ook bewust anders op?

“Ik voed ze alleszins anders op dan ik dacht voor ik vader werd. Maar dat geldt wellicht ook voor veel anderen. Vaderschap komt niet bovenop je oude zelf te liggen. Dat is een totale herprogrammering, alsof je cellen opeens allemaal vernieuwd zijn. Op voorhand weet je niet welke papa je zal zijn, want je kunt je niet voorstellen hoe je nieuwe wereld er zal uitzien. Ik trek me nu bijvoorbeeld veel meer aan van de klimaatwijziging dan voordien. In wat voor wereld zullen zij leven? Halen ze de dertig wel? Terwijl ik vroeger niet veel verder dacht dan mijn eigen dood. Ik weet niet hoe ze later zullen denken of waarin ze zullen geloven, maar ik probeer hen nu toch zoveel mogelijk te wijzen op valse dieptewaarheden – al zijn ze nog maar kleuters. Alles gaat voorbij, alles hangt met de omstandigheden samen en dat iets niet volmaakt is moeten ze niet erg vinden, want niets is volmaakt. Net zoals mijn ouders hun katholieke waarden hebben doorgegeven aan mij - en daar was niets mis mee - geef ik de mijne door aan hen. Of ze ooit zullen mediteren weet ik niet. Mijn zoon vindt het nu alleszins niet leuk wanneer 'zijn papa weer eens op de Boeddha zit’, zoals hij het zegt. Maar soms zie ik mijn kinderen het toch even proberen. Ik kan niet zeggen dat me dat niets doet.”

Gebruik je het flinterdunne leven ook in je therapie?

“Een therapeut staat altijd ten dienste van de cliënt. Ik check dus altijd eerst even waar iemand in gelooft en pas me daaraan aan. Daarna nodig ik mensen wel expliciet uit om hun klachten 'zo oppervlakkig mogelijk' te observeren. Om te werken met wat op dit moment bovendrijft aan de oppervlakte van hun geest. Dat kan een herinnering zijn, maar ook een fysieke tic bijvoorbeeld. Dat iemand zijn schouders ophaalt telkens als hij over zichzelf spreekt, kan een betekenis hebben. Misschien ook niet, maar met dat flinterdunne materiaal werken is erg efficiënt. Bijzonder belangrijk vind ik het ook om de cliënt duidelijk te maken dat een mens niet volstrekt traumaloos moet zijn om volop te kunnen leven. We denken vaak dat we met alles in het reine moeten zijn om te mogen bestaan. Ook op dat vlak is volmaaktheid een diepte-idee die ons leven eerder uitstelt dan helpt. Wij mensen kunnen heel wat aan. Hoe gaan we er hier en nu mee om, dat is de vraag.”

En gaat het dan ook over een materiële last? Staat flinterdun leven ook voor minimalisme en afstand doen van het materiële dat we als een last met ons meeslepen?

“Onze consumptie verbergt inderdaad ook een dieptedenken. In de vroege romantiek wordt 'goede smaak' een teken van diepgang. Iemand die het pittoreske van een landschap ziet en niet alleen maar een lastige berg met een kromme boom, heeft in die zienswijze via zijn aanvoelen een dieper contact met de absolute waarheid. Iemand die genot haalt uit nutteloze dingen is waarachtiger dan iemand die alleen maar met nut bezig is. De mode is daar razendsnel op gesprongen, wie de juiste smaak etaleert toont zich als een waarachtiger en dieper persoon dan iemand die niet meer kan volgen of witte sokken nu in of uit zijn. Vanop afstand te gek voor woorden, maar dat is met elke diepte-idee zo. In de negentiende eeuw kristalliseert zich dat in de spanning tussen de burger en de bohémien. Terwijl de eerste eerst zijn noden verzorgt en zich dan pas aan luxe waagt, ziet de bohémien zich als een grotere geest door champagne te drinken onder zijn lekkende dak. Ook vandaag verkondigt onze consumptie nog die impliciete heilsboodschap. 'Ik moest dit gewoon kopen' is geen uiting van een droeve verslaving, maar een teken dat ik hartstochtelijk en dus diep ben. Dat is overigens een belangrijke reden waarom het zo moeilijk is om ons wat ecologisch verantwoorder te gedragen. ‘Eet wat minder vlees want dat is slecht voor de planeet' kun je moeilijk een sexy heilsboodschap noemen. Het klinkt zo teleurstellend nuttig en netjes. Niet diep genoeg.”

En hoe spring je daar zelf mee om?

“Ik ben even vatbaar voor impulsaankopen als een ander, hoor. Dus wanneer ik iets wil kopen dat ik echt niet nodig heb, moet ik mezelf toespreken: ‘Kijk, Tom, dit is een restant van een oud-christelijke heilsgedachte die nu in dit product wordt geprojecteerd.' Dat maakt de aantrekkingskracht meteen kleiner. Verder heb ik in mijn zen-jaren geleerd om met weinig toe te komen. Dat is een bron van vreugde. Niet ergens in de diepte, het voelt gewoon leuk aan. Daar volg ik de Griekse filosoof Epicurus in. Hij hield van een eenvoudig leven, niet omdat hij het lichaam afzwoer, maar net omdat eenvoud zo aangenaam is. Je kunt dat aan den lijve ondervinden, eens je je losmaakt van de druk om even veel te hebben als je buren. De dingen die je verwerft, wegen op je schouders. Ik vermoed dat het daarom is dat meteen achter de kassa's van IKEA een hotdogkraam staat. Je hebt net een heleboel dingen gekocht, je merkt meteen al dat de heilsbelofte niet vervuld is, maar kijk, daar is meteen iets om je teleurstelling weg te eten. Zo blijft het diepteheil ons voortstuwen, zonder ooit iets te moeten opleveren.'

Tom Hannes, Leven in het nu, Een filosofische zoektocht, Polis, 444 p., 25,00 euro ****

Datum

tomhannes.be - Copyright © 2021

banner foto Theodoor Dirkx - website startx.be